Loom van de sauna lig ik op een bank met mijn gezicht in de voorjaarszon. Het zonlicht is fel. Door mijn gesloten oogleden geeft de zon dat filmische oranje effect.

Een sfeertje van vroeger kruipt als een flauwe herinnering naar boven. Op de oude bank van mijn ouders lig ik in de woonkamer van de grote doorzonwoning aan een lange stille straat in een nieuwbouwwijk aan de rand van de zoveelste groeigemeente in het Nederland van de jaren zeventig. Zomers warm, alles is vertraagd. De zon smelt de tijd en maakt alle ervaring vloeibaar. De woonkamer is gevuld met het oranje licht van de zonwering die de ergste hitte van de middagzon buiten moet houden. Boven hoor ik mijn zusje roepen.

Nog een herinnering komt boven drijven. Ik lig op een kleed in het gras. Het is al ver in de zomer, het gras staat hoog. Om me heen hoor ik geritsel tussen de planten en gezoem om de bloemen van kleine kruipende en vliegende beestjes. Samen met mijn zusje ben ik die middag op de fiets vertrokken van huis, met een kleed, een boterhamzakje met witte boterhammen met kaas, die zwetend van de zomerse warmte tegen het plastic geplakt zit en een fles lauwe ranja met twee bekers.

We doen dit vaker samen. Op ontdekkingsreis, gewapend met eten en een extra trui voor als het kouder wordt. We verlaten de wijk en fietsen de wereld in, over landweggetjes, langs boerderijen, maisvelden, weilanden. Koeien staan kauwend in de middagzon en kijken ons na.  We fietsen steeds verder en zoeken de ideale plek. Het liefst ergens langs het water, een slootje is al voldoende. Een boom erbij zou perfect zijn, maar dat hoeft niet perse. Soms moeten we onze fietsen achterlaten als we langs een sloot te voet verder gaan om de begeerde plek te bereiken. Elkaar over prikkeldraad helpend en er opletten dat we onszelf en onze jurken niet openhalen aan roestige spijkers, prikkeldraad of scherpe doorns.

Het gras staat zo hoog dat we het plat moeten drukken op de plek waar we willen zitten. Als we gaan liggen zijn we er helemaal door omringd. Niemand kan ons zien, niemand die weet dat wij daar zijn. De wereld is even voor ons, alleen. Hand in hand liggen we naast elkaar, onze ogen dicht, in stilte. Het zonlicht kleurt oranje achter mijn oogleden en langzaam doezel ik in, met mijn zusje aan mijn hand.